Meisje

Meisje in de bus
Meisje schreeuwt in haar telefoon
Meisje praat al dik 30 minuten
Meisje is vervelend
Meisje heeft ook niet door dat alle andere mensen haar boos aankijken
Meisje roept: de liefde is over
Meisje zegt: het was klaar tussen ons, we voelden de liefde niet.
Meisje is denk niet ouder dan 16.
Meisje hoort mijn opmerkingen ook niet.
Meisje: we hebben het samen uitgemaakt en vervolgens was ik verliefd op zijn beste vriend, we zijn nu nog steeds vrienden.
Meisje is vervolgens ook nog een ramptoerist en gaat staan om te kijken waarom we moeten om rijden.
Meisje meisje meisje
Meisje beseft ook niet dat ze blij mag zijn dat de buschauffeur een echte chauffeur is en geen trajectrijder.
Meisje blijft door kletsen.
Meisje ziet niet dat de andere mensen in de bus zwaar geïrriteerd zijn, door haar.
Meisje blijkt ook nog niet zo slim te zijn, we zijn namelijk in wijk aan zee. Ik wist niet dat Wijk aan Zee een snelweg heeft.
Meisje meisje meisje
Ik heb medelijden met je.

Lex.

Lex en zijn smerige Americano koffie. Lex die gewoon denkt dat hij kan voordringen in de rij bij de Starbucks. Lex en zijn kapsel alsof hij net bij de kapper vandaan komt. Lex en zijn Gucci schooltas. Lex en zijn veel te grote vuilniszakken jas met bontkraag. Lex en zijn glimmende oorbel waar je hoofdpijn van krijgt. Lex en zijn achterlijke manier van lopen. Ik loop met een misselijk onderbuik gevoel achter hem naar de metro. Waarom loopt hij als een gorilla. Hij is toch gewoon een mens? Maar waarom gedraagt hij zich dan als een gorilla? Als hij echt een gorilla zou zijn dan is hij zeker het Alfa Mannetje. Dan had hij inderdaad gewoon voor kunnen dringen bij de Starbucks. En had hij twee oudere vrouwen opzij kunnen duwen op de roltrap. Dan had het echt geen probleem geweest.
Beetje jammer dat Lex niet in de gorilla wereld leeft maar nu gewoon in Amsterdam loopt. Beetje jammer, dacht Lex, dat die vrouwen niet gewoon even opzij gaan. Beetje jammer, dacht Lex weer, toen hij aangesproken werd door een grote man op zijn manieren. De grote man, met een wintersportjas aan en een kaal hoofd en wenkbrauwen als poetsborstels, was echt boos en riep; “Kijk, jij bent het voorbeeld voor de asociale jeugd in Nederland. Doe even verdomme normaal ja. Je bent niemand in deze wereld.” De man kreeg een rood gezicht. Lex haalde zijn schouders op en hing een sigaret tussen zijn lippen en stak die aan. Het zou hem een worst wezen. Wie is die man? Blijkbaar ook niemand.
Lex liep door. Richting de Metro. Hij ging in het midden van de metro staan. Zodat iedereen zich in bochten moest wringen om erlangs te kunnen. Zou Lex denken dat de metro een modeshow is? Hopelijk niet. Er is geen plek meer, het staat blauw van de mensen, en ik weet dat de metro nu precies voor de roltrap stopt. Ik sta noodgedwongen naast Lex.
Hij ruikt naar een duur luchtje. Of is het in zijn geval eau de toilette?  De gedurende rit vraag ik mij af wat voor een leven Lex leeft. De rit van drie haltes is kort en ik besluit dat Lex gewoon een jongen is met een Gucci schooltas.
De deuren gaan open en ik wil de metro uitstappen. Lex, die nog steeds zijn Starbucks beker in zijn hand heeft, duwt mij opzij en loopt de metro uit. Ik loop weer achter hem aan.
En dan, op het moment dat ik denk dat het echt een gore klootzak is, loopt hij de roltrap op. En wat ik zie maakt mijn dag. Ik vond de zonsopgang al mooi, en ik vond de onschuld van die ene mevrouw in de trein mooi maar dit vind ik het mooiste. Lex met zijn dure tas. Lex met zijn achterlijke gedrag. Lex met zijn smerige Americano koffie. Lex met zijn hippe spijkerbroek. Lex met zijn blauwe puntschoenen. Lex die nu voor mij op de roltrap loopt draagt Phineas en Ferb sokken. Lex is gewoon een jochie met slechte manieren.

Dood lopers

Het is fris. De lucht ruikt naar de winter die eraan komt en de bomen worden kaal. Ik kijk naar de mensen die haastig voorbij lopen. Waar zouden ze naartoe gaan? Waarom lopen ze zo gehaast? met trillende vingers probeer ik een sigaret uit het sigarettenpakje te krijgen. Het duurt even voordat ik mijn verslaving tussen mijn lippen kan aansteken. Op het moment dat ik mijn aansteker pak komt er een jongen naar mij toegelopen en vraagt in gebrekkig Engels of hij mijn vuur mag lenen. Jongen, je mag hem hebben. De jongen kijkt mij verbaast aan. Ik verklaar mij nader door te zeggen dat ik nog een aansteker heb. Hij bedankt en hij loopt goed gehumeurd weg. Ik steek mijn sigaret aan. Mijn hand trilt. Ik geniet van het moment dat ik eventjes niks hoef te doen. Mijn telefoon staat uit. De offertes zijn allemaal de deur uit en ik hoef straks niet te notuleren tijdens de vergadering. Ik zie twee collega’s mijn kant oplopen. Ik zucht. Ik ben vandaag al sociaal genoeg geweest. Ik glimlach als ze dichterbij komen.
“Hoi Jelte! Wat lekker hé, dat we nog maar één vergadering hebben.” zegt Hans vrolijk. Ik knik.
“Inderdaad Hans. En als het goed is zijn we met een uurtje klaar.” Ik gooi mijn sigaret weg. Daar gaat mijn momentje om eventjes niks te doen.
“Fijn trouwens dat jij de taak van Jenny heb overgenomen. Je doet het zoveel beter als haar. Alles is geordend. En op tijd!” Saskia geeft me een licht klopje op mijn schouder. Het stoort me maar ik bedank haar. Het is toch fijn als mensen je werk waarderen.
“Hebben jullie die nieuwe meid van de receptie al gezien?” vraagt Hans terwijl hij een doosje sigaren opent.
“Nee. Is ze leuk?” Saskia zet een stap opzij en kijkt naar de ingang. “Ze zit er  niet. Jammer.” zegt ze een beetje bedroefd. Alsof ze haar nieuwe collega heel graag wou zien. Ik haal mijn schouders op. “Ze is best leuk. Erg vriendelijk vooral.” Ik steek nog een sigaret op.
“Nee, het is een onwijs lekker wijf. Echt weer typisch z ‘on homoseksualiteit antwoord.”
Ik kijk naar Hans. Is hij nou echt een verrot mens of doet hij alsof. Ik besluit dat ik de opmerking negeer en Saskia weet ook niet wat ze ermee aan moet. Ze staat wat te dralen en mompelt dat ze haar tas vergeten is. Ik geef haar ook een sigaret. Ben benieuwd of ik wat karmapunten heb gekregen door de acties van de afgelopen vijftien minuten. Zal toch wel? Zwijgend roken we verder. Over tien minuten begint de vergadering. Ik besluit om nog een lekker kopje thee te halen.
“Tot zo.” zeg ik en ik loop naar de ingang. Saskia en Hans zeggen ook gedag. Als ik een paar meter bij ze verwijderd ben hoor ik Saskia boos tegen Hans zeggen dat hij een lompe en onsympathieke boer is. Zijn antwoord is simpel. Ze moeten dan ook geen homo’s aannemen voor een mannenberoep.

Jij.

Ze neemt een slok van haar koffie. Hij kijkt naar haar. Ze voelt haar wangen rood worden.
“En? Wat ga je nu doen?”
“Ik vertel het niet. Ga je niet opzadelen met mijn probleem.”
“Dus je gaat dit zelf oplossen?”
“Ja, dat is nu wel de bedoeling.” Ze voelt haar maag rommelen. Ze steekt een sigaret op en ziet haar hand trillen. Ze baalt. Hoe had ze dit anders voor gesteld? Dat het goed zou gaan?
Hij houdt niet van drama en dit valt onder drama. Normaal lachen ze erover en maken ze grapjes dus daar veranderd niks aan. Alleen haar gevoel moet veranderen.
“Succes.”
“Dankje.”
“Lastig?”
“Ja.”
“Kom eens hier.” Hij spreid zijn armen en trekt haar zacht naar zich toe.
Ze gaat verzitten en kruipt tegen hem aan. Hij slaat een arm om haar heen.
“Maakt dit het makkelijker?”
“Ja, nee. Waarschijnlijk niet. Maar nu is het wel fijn.” Ze ruikt aan zijn shirt. Dit werkt helemaal niet mee en dat weet ze. Als ze het nou gewoon accepteert zonder drama dan zou het goed moeten komen. Ze weet alleen dat dit niet heel veel langer kan doorgaan. Dus dat krijgt wel een staartje. Maar nu nog even niet.

Wanneer ze op haar fiets stapt begint het nare gevoel weer. Het twijfelachtige gevoel was even weg. Maar het is weer terug. Ze is verliefd, dat is zeker. Hij zal altijd haar ene crush blijven maar nu is hij, naast een vriend, een storende factor die haar gevoelens helemaal overhoop haalt. Hoe krijgt ze dit uit gedokterd? En ze mag hem niet de schuld geven. Mannen de schuld geven is in deze situatie gewoon niet de oplossing. Al zou het wel makkelijk zijn. De een blijft gewoon van haar af en de ander moet even duidelijk maken wat hij wilt want dit maakt haar onzeker. Aan de andere kant kan ze ook een keer praten en zeggen wat zij wilt en denkt. Maar dat doet ze niet want dat doet ze eigenlijk nooit. Dat is trouwens ook niet waar. Ze zegt wel wat ze denkt, wilt en voelt. Alleen dat doet ze maar bij een selectief groepje mensen. Want dat voelt beter. Iets in die richting.
Ze besluit nog niet naar huis te fietsen en gaat rechtdoor. Fietsen doet ze eigenlijk te weinig. Op de fiets is nadenken zo makkelijk. Alsof ze ineens kan relativeren zonder buikpijn te krijgen.

1. Gezelschapsdame

Het is weer zover. Ze voelt het aankomen. Doris komt aanstormen op knalrode hoge stiletto’s en spreid haar armen. Haar gezicht staat niet vrolijk en haar rode lippenstift laat haar koele blik goed uitkomen. Imre omhelst Doris. Doris gaat snel zitten en gooit haar designer jasje op de stoel naast haar. Joris, de vaste leuke blonde serveerder, komt naar hen toe.
“Goedemiddag dames, wat kan ik voor jullie betekenen?” Joris glimlacht. Imre kan niet glimlachen. Zodra Joris zich omdraait krijgt ze van Doris de wind van voren.
“Twee rosé met spa rood alsjeblieft.” Doris kijkt hem net zo koel aan als ze Imre net aan keek. Joris knikt en loopt weer weg. Het lijkt alsof hij Doris intimiderend vind. En dat kan ook wel. Ze is gehuld in designer kleding, heeft altijd een koel gezicht en zwaait met geld alsof het niks is. Vergeleken met Doris is Imre een arme student.
“Liefje toch. Niet weer.” Doris zucht en pakt ze hand van Imre vast.
“Ja, wel weer. En ik weet het dus je liefdevolle preek over hoe ik mijn leven vergooi hoef ik niet.” Imre kijkt haar beste vriendin aan.
“Meid, je hebt een zwak voor woeste mannen die jou niet respecteren. Je bent een wereld wijf. Dat zij dat niet zien is stom, maar dat je dat zelf niet geloofd is nog stommer.”
“Je lult.”
“Heb je geen zwak voor woeste mannen?”
“Blijkbaar wel. Want elke keer doe ik het weer fout.” Imre glimlacht als ze Joris ziet. Hij stopt bij hun tafeltje en zet de twee glazen rosé neer en daarnaast de spa rood. Hij schenkt de glazen subtiel halfvol. Doris bedankt hem en kijkt weer naar Imre.
“Imre, ze zien je blijkbaar als gezelschapsdame. En daar is niks mis mee alleen dan doe je iets fout. Je kan ook werken bij zo’n luxe escortservice en dan moeten die klootzakken voor je betalen voor een dagje gezelligheid.’ Doris neemt een slokje van haar rosé. ‘Zeg nou zelf. Het zou ideaal zijn. Jij doet waar je goed in bent; jezelf zijn, beetje flirten, rondstrooien met moeilijke woorden en je een beetje sexy opstellen. Van de 10 klanten willen er maar 3 seks. En je verdiend bakken met geld. Kan je weg bij dat stomme Italiaantje waar je smerige pizza’s serveert. Ik zeg een win-win situatie.” Doris kijkt tevreden naar Imre waar al die woorden nog moeten bezinken. Heeft ze het nou echt goed verstaan?
“Luister, voordat je meteen je hakken in het zand zet. Die vrienden van Marcel die hebben continue escortdames. Die dames spelen een beetje toneel. Die vrienden van Marcel hebben ook een vaste dame. Die bellen ze op voor een heel weekend. Je wordt verwend en krijgt cadeau’s.” Imre ziet de vonkeling in de ogen van Doris. Zij kan makkelijk praten. Zij heeft een rijke vent aan de haak geslagen, heeft een wereld bruiloft gehad en leeft nu het luxe leven.
“Doris, nee. Dat zijn de goede dingen aan het jezelf verkopen. Denk aan die smerige mannen met een seksverslaving, of je komt ineens bij een stel in een hotelkamer die je vastbinden en hun fantasieën op je uitleven. En denk je nou echt dat je meteen bij de high class bitches terecht komt? Je zal wel onderaan de ladder moeten beginnen en jezelf omhoog neuken.” Dat laatste zegt ze iets zachter dan de rest de mensen die schuin achter Doris zitten beginnen vreemd te kijken. “En zeg niet dat dit leuk is, want voor mij is dat niet leuk. Ik heb het lichaam er niet voor en het is gewoon niet iets voor mij.”
“Je kan ook solliciteren naar zo’n bdsm club. Dan word je gewoon betaald om in elkaar gemept te worden.” Doris lacht. Imre neemt een slok van haar rosé en grijnst. Doris weet het wel weer mooi te verkopen.
“Of niet. Dan word je verkracht en gedumpt in een steegje met een tweedehands dekentje over je heen omdat al je kleding is verbrand voor je ogen.” Imre lacht. Doris lacht. Ze zijn weer lekker bezig. Het duurt even voordat ze uit de slappe lach raken. Imre neemt snel een slok van haar Spa Rood.

Doris loopt naast buiten een steekt een sigaret op. Als Imre uit gegiecheld is loopt ze ook naar buiten. Zodra ze haar sigaret op steekt begint Doris weer te lachen.
“Even alle gekke apen op een stokje Door, dit is geen goed idee.” Imre kijkt naar de tegels. Waarom stelt Doris dit voor? Dit is toch zo niet iets voor haar.
“Imre, denk even na. Er zitten inderdaad heel veel haken en ogen aan. Voor- en nadelen. Positieve dingen maar ook negatieve dingen. Gezelschapsdame. In de wereld wordt het meeste geld verdiend met drugs, alcohol en seks.”
“Het klinkt alsof je er ervaring mee hebt, met dat wereldje?”
“Liefje, hoe denk je in hemelsnaam hoe ik Marcel heb ontmoet.” Doris kijkt naar Imre en lacht om haar gezichtsuitdrukking.
“Dat meen je niet, waarom heb je dat nooit verteld?!” Imre geeft Doris een duwtje.
“Omdat ik er een dubbelleven van heb gemaakt. Ik was de brave studente met hoge cijfers maar ook een escortdame van een van de grootste escortzaken van Amsterdam. ’s Ochtends zat ik met jou in het openbaar vervoer naar school, ’s middags waren we aan het winkelen en om zeven uur werd ik bij het eerste hotel verwacht waar ik moest eten met een rijke heer, en om tien uur moest ik in het hotel ernaast zijn om laffe vanille seks te hebben met een meneer uit Maastricht. En als jij vrijdagavond rustig in de kroeg zat en ik weer eens niet kon toen zat ik vaak in een grote club vol beroemdheden of grote mensen in de maatschappij.”
“En mijn verjaardag van twee jaar geleden waar je op het laatste moment niet bij kon zijn?”
“Weekendje naar New York, ik heb er €4800 euro mee verdiend.”
“En dit vertel je me nu pas?” Imre kijkt een beetje beduusd. Moet ze nou boos zijn of niet?
“Begrijp me niet verkeerd. Niemand wist het. Zelfs mijn ouders niet. Niemand wist van mijn dubbelleven af. En het was ergens wel een verademing. Ik smeet niet rond met mijn verdiende geld. Ik heb er mijn rekeningen en mijn studie van betaald en de rest staat nog steeds op mijn spaarrekening. Marcel heeft me uit die wereld getrokken. Hij vond me te mooi om dat werk te doen. Ik mocht per direct bij hem werken als adviseuse. En aangezien hij vier grote bedrijven heeft. Ach, waarom niet?”
“Het klinkt echt als een sprookje.”
“Ja, ik weet het. En ik ben blij dat ik het je nu wel kan vertellen. Ook al was ik dat vanochtend niet van plan. Maar het kwam op dit onderwerp.”
“Jij maakte dit onderwerp. Je had me ook gewoon verrot kunnen schelden omdat ik weer eens gevoelens heb voor een gozer die mij gebruikt, of niet gebruikt of wel. Zoiets. Je had niet over dit onderwerp hoeven te beginnen.” Imre houdt de deur voor Doris open.
“Je hebt een trui aan die we drie jaar geleden samen hebben gekocht in de uitverkoop.” Doris gooit het filter van haar sigaret weg.
“Hij zit lekker.”
“Er zit een gat in je schoen.”
“Ze zitten lekker.” Ze gaan aan hun tafeltje zitten. De menukaart stond al te wachten.
“Je hebt geld nodig. Wil je wat van me lenen?” Doris neemt een slok van haar glas.
“Niet waar. En dat hoeft niet.” Imre pakt me menukaart.
“Denk er gewoon eens over na. Hier is het kaartje van de service waar ik heb gewerkt.” Imre pakt het kaartje aan en stopt die in haar kontzak. Het zal wel. Ze redt het prima.
“Lunch?” vraagt Doris terwijl ze de kaart ook pakt.
“Laten we dat maar doen. En vertel over je afgelopen vakantie.” Imre gaat zoekend over de kaart.
“Was in Milaan.” Doris haar wangen kleuren rood.
“Vertel nou Muts. Ik wil weten hoe je vakantie was.” Imre kijkt Doris aan over de menukaart. Doris haalt haar schouders op.
“Oke, maar ik trakteer.” zegt ze. Imre lacht. Doris is Doris en Doris zal waarschijnlijk altijd hetzelfde blijven.
“Dat is goed.”

JIJ!

Nerveus steekt ze een sigaret op. Haar handen trillen. De aansteker komt nauwelijks bij de sigaret. Het duurt even maar uiteindelijk lukt het. Ze zit naast hem. Hij die al jaren in haar hart woont. Hij die haar al jaren kippenvel bezorgd wanneer hij haar aanraakt. Ze zit klaar. Ze gaat hem geen mogelijkheid geven om te antwoorden, te onderbreken of überhaupt een reactie te geven. Ze voelt zich zelfverzekerd, maar ze weet dat hij haar gaat onderbreken. En dat moet ze zien te vermijden. Ze neemt een trek van haar sigaret. Het voelt goed. Nu moet ze het doen. Nu is het moment. Ze heeft er nachten van wakker gelegen. Ze kan niet langer zo door gaan en dat realiseert ze heel erg goed. Dit gaat haar opvreten. Hij draait een sjekkie. Kijkt voor zich uit en vraagt of ze nog koffie wilt. Ze knikt en rookt snel haar sigaret op. Als hij terug komt met koffie dan wilt ze losbranden. Hij staat op en loopt de woonkamer uit. Ze staat op, gaat weer zitten en gaat verzitten.
Haar hart klopt in haar keel. Hoe gaat ze dit zichzelf ooit vergeven. Dit kan het einde betekenen! De kippenvel staat op haar armen. Hij komt terug. Met twee kopjes koffie in zijn handen, sjekkie in zijn rechter mondhoek. Het zweet breekt uit. Ze begrijpt niet hoe ze zo zenuwachtig kan zijn. Ze was toch zo zelfverzekerd?! Blijkbaar niet.

“Er zit me iets dwars en ik moet het je vertellen.”
“Vertel maar.”
“Ik durf het niet zo goed.”
“Dan moet je het niet doen.”
“Maar ik wil het wel graag kwijt.”
“Dan vertel je het wel.”
“Maar als ik het vertel dan kan ik je kwijtraken.”
“Dan moet je doen wat jouw het beste lijkt.”
“Dat weet ik dus niet. “

Dag 141

Daar zit je dan. In het donker. Het is warm en je zweet. De geur van urine vult de kleine ruimte. Het bed boven je kraakt. Je draait je om, je ligt op je rechterzijde en je kijkt naar de muur. De muur is bekrast vol met kleine tekeningetjes. En streepjes. Vanaf dag één zet zij al streepjes. Momenteel zijn het er honderdeenenveertig dagen. Hoelang zou zij hier nog blijven?
Zij gaat rechtop zitten en kijkt de kleine ruimte door. Het gat in de grond, wat dient als een wc, begint vol te raken. Zij moet morgen een nieuw gat maken. De hele dag heeft de zon op het gebouw gestaan. Er was weer geen wind. Zij zucht en veegt het zweet van haar voorhoofd met een versleten zakdoek.
De dikke begint te snurken. Fijn. Dan worden we zo weer wakker gemaakt. Het voordeel van al wakker zijn dat je dan niet meer schrikt. Zij slaapt wanneer de andere eten en wisseling van de wacht hebben. Dan is het veilig om je ogen even dicht te doen. Wanneer je die gasten stoort in hun slaap dan zwaait er wat. Ze hoort voetstappen. Woedende voetstappen. Ze gaat op haar knieën in het raamlicht zitten en pakt haar rozenkrans tevoorschijn. Ze besluit een psalm op te zeggen. In het Engels uiteraard. Die gasten mogen niet weten dat zij de Spaanse taal beheerst op hoog niveau. Die dikke kent zij niet en die dikke spreekt ook geen Engels. Ze had liever alleen gezeten. Als het om het even ging dan was ze hier helemaal niet.
Waarom moest ze ook alweer vrijwilligerswerk gaan doen in Ghana? Daar zijn geen rebellen. Ja nou, hier een verrassing. Er zijn wel rebellen in Ghana en ze zijn niet aardig!
Terwijl ze rustig verder gaat met zijn psalm wordt de deur van het hok opengetrokken. Zij laten haar met rust maar lopen op die dikke af. Ze telt tot vijf in zijn hoofd. Op de vijfde tel hoort ze een hoop gekraak, een schreeuw van de man en het bovenste deel van het roestige stapelbed dat op haar bed valt. Dit gebeurd ongeveer iedere avond.
Ze eindigt zijn psalm en kijkt naar het tafereel.
De mannen zijn niet blij. Hij is zelf niet blij en de dikke vrouw is niet te genieten. Zij schreeuwt dat ze dit niet vind kunnen. Dat het een schande is voor de mensenrechten. De man met de zwarte bivakmuts op, het rode t-shirt en de gluiperige oogjes komt lachend naar de dikke toegelopen. Hij verteld dat die dikke hier niks te willen heeft en dat als haar regering niet snel wat flappen laat zien dat zij straks in de Hemel alles kan wensen.
Ze menen het dus echt.
Wanneer zouden we iets horen? Doen ze eigenlijk in Nederland aan dat soort dingen? En weet mijn familie al dat ik hier zit? Verschillende gedachten gaan door mijn hoofd. Ze weet dat ze in de nesten zit en ze weet dat ze nog niet gemist wordt want haar reis is met elf dagen pas klaar. Over elf dagen hoort ze op Schiphol te staan en dan pas zullen ze haar missen.
De mannen gaan met luide geluiden naar buiten. Ik loop naar de dikke vrouw toe en help haar omhoog. Zwijgend repareren we het bed.

Herfst 2

Er is een klein dingetje waar ik niet op gerekend had. Klein dingetje is dat heel Ijmond natuurlijk met de auto gaat. Het regent. Ik draai de radio harder, draai het raampje een beetje open en steek een sigaret op. Hoe kon ik dit nou vergeten? Mijn telefoon gaat. Ik druk op de zijkant van mijn headset. “Met Lies van den Akker, goedemorgen.” Ik hoor de stem van mijn baas. Over waar ik rijd, dat ik te laat ben en dat ik over vijf minuten achter de computer en telefoon moet zitten. Ik vind die man vreselijk. En hij mij. We werken nu al zo’n zes jaar samen en we hebben een haat-liefde werkrelatie. Ik hoor hem nog wat bazelen dat hij mijn telefoon gaat doorschakelen omdat hij nog niemand beschikbaar heeft.
“Is goed, doei en tot zo.” Ik rook mijn sigaret op. Werken in de auto terwijl je in de file staat. Echt heerlijk om de ochtend mee te beginnen. Ik gooi mijn kladblok op de bijrijders stoel en hou mijn pen vast. Ik ben er klaar voor!

Herfst.

Het regent. Het regent hard. Blaadjes van de bomen zweven mee net de wilde wind. Ik sta me mentaal voor te bereiden. Voor het raam, gewapend met een paraplu. Het is nu echt herfst. En ik haat herfst. Het is koud, en het.regent veel en op je fiets naar je werk is bijna onmogelijk. Maar ik moet straks toch echt naar mijn werk. Ik ben voorbereid. Mijn wollen sjaal hangt op mijn hals, mijn handschoenen van nep leer van de C&A ook weer uit de last gehaald en mijn schoenen heb ik mee in een plastic tas zodat ik mijn regenlaarzen aan kan. En niet te vergeten mijn paraplu. Ik kijken op buienradar en ik zie mijn positieve gedachten van het is dadelijk droog van mijn schouders afglijden. Dit gaat de hele dag duren.
Maar ik kan het niet meer uitstellen. Ik moet nu op mijn fiets stappen. Dus daar ga ik.
Wanneer ik de deur open word ik vriendelijk begroet door een windvlaag. Ja natuurlijk! Maak het nog wat aangenamer. Haar paraplu waait stuk als ze hem open klapt. Dat had ze wel kunnen zien aankomen. Het zag er vast stom uit.
“Ben je nou nog niet weg Lies?” Ik kijk achterom en ik zie Dave, mijn botte, chagrijnige, af en tot goedgehumeurde en herfst liefhebbende huisgenoot, in zijn regenpak staan. Met een glimlach op zijn gezicht want het is een ochtendmens.
“Nee, dat zie je toch. Heel stiekem hoop ik erop da het in een keer droog is.” Maar ik weet dat dat nog heel lang niet droog gaat zijn.
“Wil je mijn auto lenen? Ben vrij vandaag.” Ik sta hem aan te gapen. Wat zei hij nou? Ik heb hem echt niet goed gehoord maar wanneer hij zijn autosleutels naar mij gooit weet ik het zeker. Ik mag de auto lenen! Mijn humeur kleurt meteen vrolijk.
“Ik kook vanavond en dank je wel.” Ik trekt de deur achter mij dicht en ik vlucht mij naar de auto.

Sofie part 1.2

De deurbel gaat. De deur wordt niet open gedaan. Lex heeft het niet gehoord. Het zal wel. Sofie wrijft haar haren droog en steekt ze op met een grote speld. Het zit waarschijnlijk voor geen meter, maar ze voelt zich ook voor geen meter. De vergelijking moet er zijn. De deurbel gaat. Sofie pakt haar vest, tas en gooit haar make-up tasje er ook in. Kan ze dat mooi in de auto doen. Bij de deur trekt ze haar klompen aan.
“Doei Lex!”
“We eten kip vanavond.”
“Prima, doeg.” Sofie trekt de deur met een zucht achter haar dicht. Lex is een lieverd. Het huis is vanmiddag schoon, het huis ruikt naar kip en allemaal kruiden en de tafel is gedekt. Wanneer Sofie bij Lotte in de auto stapt kijkt ze chagrijnig.
“Goed geslapen Lot?” Sofie klapt het spiegeltje naar beneden en kijkt naar haar gezicht. Belabberd is het enige woord waarmee ze zichzelf mee kan beschrijven. Tijd voor make-up. Lotte rijdt geïrriteerd. Die heeft dus ook weer iets. Sofie kijkt haar zus met een schuin oog aan.
“Wat is er aan de hand?”
“Ik heb het te bond gemaakt. Meer niet.”
“Dat klinkt anders wel heel erg…..vervelend.” Sofie probeert haar mascara een beetje fatsoenlijk aan te brengen maar door de scherpe en nogal onverwachte bocht van Lotte ziet het er nou niet florissant uit.
“Het is niet vervelend. Het is mijn eigen schuld. Ik ben verliefd.”
“Ja maar, ik wist toch al dat je verliefd was?”
“Op iemand anders.”
“Ow, dat veranderd de hele zaak.” Lotte veegt de mascara van haar neus af en gaat snel verder met de oogschaduw. Dat moet goed gaan aangezien Lotte nu rustiger rijd.
“Nee, niet. Ik heb alles en iedereen de deur gewezen en nu ben ik even alleen.”
“En wat ga je doen dan?”
“Heb gesolliciteerd bij een cateringbedrijf die door heel Europa werkt. Dus als het even meezit ben ik straks weg uit dat krot.”
“Bij wijze van spreken je vlucht voor je problemen.”
“Nee, dat doe ik niet. Ik pak mijn rust.”
“Geloof je het zelf? ”
“Nee.” Sofie pakt met één hand twee sigaretten uit het sigaretten bakje en steekt ze allebei aan. Lotte neemt hem zichtbaar dankbaar in ontvangst.
“Lijkt je dat de beste oplossing? Vluchten naar een groot beroemd cateringbedrijf?”
“Oude, rimpelende bijna dode mensen eten geven is nou niet mijn droombaan.”
“Ik ben wel blij met deze baan. Receptioniste zijn, beetje bloedprikken, vaste ronde lopen. Ja hoor. Geen probleem.” Sofie brengt nog snel wat rouge aan en klapt het spiegeltje weer dicht. Natuurlijk weet ze van zichzelf dat dit niet haar droombaan is. Maar voor nu is het perfect. Die mensen vinden het niet erg dat ze er af en toe niet helemaal bij is, behalve met het prikken dan. Dan staat ze scherp. Stel je voor dat er iets fout gaat. Och, ze zou het zichzelf niet kunnen vergeven als er iets gebeurd. Maar aan de andere kant er is nog niks gebeurd. Dus niks aan de hand.
“Jij weet zelf ook heel goed dat dit niet jou droombaan is.”
“Nee, dat weet ik. Maar ik vlucht niet voor mijn problemen. En wat is dit nou voor probleem. Je bent verliefd, op een ander dus?”
“Ja, muts, dat weet ik zelf dus ook niet. Had ik jou leven maar, lekker makkelijk. Met een huisgenoot die homo is en je beste vriend en een fijne vent die voor je zorgt.”
“En die gisteravond uit de kast is gekomen.” Sofie kijkt naar buiten terwijl ze het zegt want ze voelt de blik van haar zus branden.
“Pardon?!”
“Hij is gister bij me geweest en hij is uit de kast. Hij heeft een vriend.” Sofie veegt snel maar voorzichtig haar tranen weg. Daar gaat de make-up.
“Och, lieverd. Maar dat is vreselijk!”
“Ja, dat weet ik.”
“Nou, kom. Bel ons werk en dan hebben we een dagje vrij.”
“Dat gaat niet, want ik zou mevrouw Heldster helpen vandaag met het maken van de overlijdenskaarten van haar man. Dus rij maar gewoon door.”
“Weet je het zeker?”
“Ja. Maar zie je, ik vlucht niet.”
“Wel, in je werk.”
“Nou en, dat is heel anders.” Of toch niet. De tranen lopen al over haar wangen. Vandaag zal ze maar niet gaan prikken. Gewoon omdat het haar niet gaat lukken.